Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord anatomizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geanatomizeerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens anatomizeer anatomizeert anatomizeert anatomizeren anatomizeren anatomizeren
Imperfect anatomizeerde anatomizeerde anatomizeerde anatomizeerden anatomizeerden anatomizeerden
Toekomende tijd I zal anatomizeren zult anatomizeren zal anatomizeren zullen anatomizeren zullen anatomizeren zullen anatomizeren
Conditionalis I zou anatomizeren zou anatomizeren zou anatomizeren zouden anatomizeren zouden anatomizeren zouden anatomizeren
Perfectum heb geanatomizeerd hebt geanatomizeerd heeft geanatomizeerd hebben geanatomizeerd hebben geanatomizeerd hebben geanatomizeerd
Voltooid verleden tijd had geanatomizeerd had geanatomizeerd had geanatomizeerd hadden geanatomizeerd hadden geanatomizeerd hadden geanatomizeerd
Toekomende tijd II zal geanatomizeerd hebben zult geanatomizeerd hebben zal geanatomizeerd hebben zullen geanatomizeerd hebben zullen geanatomizeerd hebben zullen geanatomizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben geanatomizeerd zou hebben geanatomizeerd zou hebben geanatomizeerd zouden hebben geanatomizeerd zouden hebben geanatomizeerd zouden hebben geanatomizeerd
Imperatief - anatomizeer - - anatomizeert -

Verbos semelhantes a anatomizeren

Verbos conjugados anteriores e posteriores anatomizeren

« anatomizeren »