Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | opvliegend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | opgevlogen |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | vlieg op | vliegt op | vliegt op | vliegen op | vliegen op | vliegen op |
Imperfect | vloog op | vloog op | vloog op | vlogen op | vlogen op | vlogen op |
Toekomende tijd I | zal opvliegen | zult opvliegen | zal opvliegen | zullen opvliegen | zullen opvliegen | zullen opvliegen |
Conditionalis I | zou opvliegen | zou opvliegen | zou opvliegen | zouden opvliegen | zouden opvliegen | zouden opvliegen |
Perfectum | ben opgevlogen | bent opgevlogen | is opgevlogen | zijn opgevlogen | zijn opgevlogen | zijn opgevlogen |
Voltooid verleden tijd | was opgevlogen | was opgevlogen | was opgevlogen | waren opgevlogen | waren opgevlogen | waren opgevlogen |
Toekomende tijd II | zal opgevlogen zijn | zult opgevlogen zijn | zal opgevlogen zijn | zullen opgevlogen zijn | zullen opgevlogen zijn | zullen opgevlogen zijn |
Conditionalis II | zou zijn opgevlogen | zou zijn opgevlogen | zou zijn opgevlogen | zouden zijn opgevlogen | zouden zijn opgevlogen | zouden zijn opgevlogen |
Imperatief | - | vlieg op | - | - | vliegt op | - |
Verbos semelhantes a opvliegen
Verbos conjugados anteriores e posteriores opvliegen
Mais ações para opvliegen