Formas verbais no total: 18
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord smakend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gesmaakt
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - smaakt - - smaken
Imperfect - - smaakte - - smaakten
Toekomende tijd I - - zal smaken - - zult smaken
Conditionalis I - - zal smaken - - zullen smaken
Perfectum - - heeft gesmaakt - - hebben gesmaakt
Voltooid verleden tijd - - had gesmaakt - - hadden gesmaakt
Toekomende tijd II - - zal gesmaakt hebben - - zult gesmaakt hebben
Conditionalis II - - zal hebben gesmaakt - - zullen hebben gesmaakt

Verbos semelhantes a smaken

Verbos conjugados anteriores e posteriores smaken

« smaken »