Woxikon / Verbos / Holandês / U / uitbreiden

NL conjugação em Holandês de uitbreiden

Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitbreidend
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitgebreid
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens breid uit breidt uit breidt uit breiden uit breiden uit breiden uit
Imperfect breidde uit breidde uit breidde uit breidden uit breidden uit breidden uit
Toekomende tijd I zal uitbreiden zult uitbreiden zal uitbreiden zullen uitbreiden zullen uitbreiden zullen uitbreiden
Conditionalis I zou uitbreiden zou uitbreiden zou uitbreiden zouden uitbreiden zouden uitbreiden zouden uitbreiden
Perfectum heb uitgebreid hebt uitgebreid heeft uitgebreid hebben uitgebreid hebben uitgebreid hebben uitgebreid
Voltooid verleden tijd had uitgebreid had uitgebreid had uitgebreid hadden uitgebreid hadden uitgebreid hadden uitgebreid
Toekomende tijd II zal uitgebreid hebben zult uitgebreid hebben zal uitgebreid hebben zullen uitgebreid hebben zullen uitgebreid hebben zullen uitgebreid hebben
Conditionalis II zou hebben uitgebreid zou hebben uitgebreid zou hebben uitgebreid zouden hebben uitgebreid zouden hebben uitgebreid zouden hebben uitgebreid
Imperatief - breid uit - - breidt uit -

Verbos semelhantes a uitbreiden

Verbos conjugados anteriores e posteriores uitbreiden

« uitbreiden »

Mais ações para uitbreiden