Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord verbijsterend
Tegenwoordig en verleden deelwoord verbijsterd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens verbijster verbijstert verbijstert verbijsteren verbijsteren verbijsteren
Imperfect verbijsterde verbijsterde verbijsterde verbijsterden verbijsterden verbijsterden
Toekomende tijd I zal verbijsteren zult verbijsteren zal verbijsteren zullen verbijsteren zullen verbijsteren zullen verbijsteren
Conditionalis I zou verbijsteren zou verbijsteren zou verbijsteren zouden verbijsteren zouden verbijsteren zouden verbijsteren
Perfectum heb verbijsterd hebt verbijsterd heeft verbijsterd hebben verbijsterd hebben verbijsterd hebben verbijsterd
Voltooid verleden tijd had verbijsterd had verbijsterd had verbijsterd hadden verbijsterd hadden verbijsterd hadden verbijsterd
Toekomende tijd II zal verbijsterd hebben zult verbijsterd hebben zal verbijsterd hebben zullen verbijsterd hebben zullen verbijsterd hebben zullen verbijsterd hebben
Conditionalis II zou hebben verbijsterd zou hebben verbijsterd zou hebben verbijsterd zouden hebben verbijsterd zouden hebben verbijsterd zouden hebben verbijsterd
Imperatief - verbijster - - verbijstert -

Verbos semelhantes a verbijsteren

Verbos conjugados anteriores e posteriores verbijsteren

« verbijsteren »