Formas verbais no total: 50
Imperativos e particípios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | verschillend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | verschild |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | verschil | verschilt | verschilt | verschillen | verschillen | verschillen |
Imperfect | verschilde | verschilde | verschilde | verschilden | verschilden | verschilden |
Toekomende tijd I | zal verschillen | zult verschillen | zal verschillen | zullen verschillen | zullen verschillen | zullen verschillen |
Conditionalis I | zou verschillen | zou verschillen | zou verschillen | zouden verschillen | zouden verschillen | zouden verschillen |
Perfectum | heb verschild | hebt verschild | heeft verschild | hebben verschild | hebben verschild | hebben verschild |
Voltooid verleden tijd | had verschild | had verschild | had verschild | hadden verschild | hadden verschild | hadden verschild |
Toekomende tijd II | zal verschild hebben | zult verschild hebben | zal verschild hebben | zullen verschild hebben | zullen verschild hebben | zullen verschild hebben |
Conditionalis II | zou hebben verschild | zou hebben verschild | zou hebben verschild | zouden hebben verschild | zouden hebben verschild | zouden hebben verschild |
Verbos semelhantes a verschillen
Verbos conjugados anteriores e posteriores verschillen
Mais ações para verschillen